Een leefbaar inkomen, dat was de inzet van de fam. Roebben toen ze een bijkomende vergunning aanvroegen van 98.130 stuks bovenop de reeds bestaande 79.200 slachtkuikenplaatsen. Dit zodoende de fakkel te kunnen doorgegeven van vader Michaël aan zijn twee zonen Joris en Yves. Na deze realisatie zouden 138.030 kippen in stallen worden gehuisvest met een lage emissie. De bestaande stallen zouden in een latere fase ammoniakemissiearm gemaakt worden. Ondanks dat de familie een vergunning op zak had van de toenmalige minister, hebben Natuurpunt Limburg en de Limburgse Milieukoepel het hele PAS-gebeuren onderuit gehaald ten koste van dit dossier.
Toen de familie Roebben wou uitbreiden, lieten ze de uitbreidingsmogelijkheden onderzoeken conform de dan geldende regelgeving. Er werd een MER-rapport opgemaakt, een archeologisch onderzoek uitgevoerd, plannen werden getekend en er werd een omgevingsvergunningsaanvraag ingediend. Het MER-rapport werd destijds door de Vlaamse overheid goedgekeurd en op 6 december 2018 werd het dossier volledig en ontvankelijk verklaard.
Op 25 februari 2019 heeft de Limburgse Provinciale omgevingsvergunningscommissie een gunstig advies afgeleverd aan de deputatie. De deputatie weigert deze op 4 april 2019, ondanks het gunstig advies van de commissie en de gunstige adviezen van de betrokken deskundigen.
Er wordt op 26 april 2019 door de exploitant beroep aangetekend bij de minister tegen de weigering van de deputatie. Hierop werd er door de diensten van de minister een nieuwe adviesronde georganiseerd waar alle betrokken administraties opnieuw een gunstig advies verlenen. De adviezen worden dan in een gunstig advies van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie gefinaliseerd op 3 juni 2019. De bevoegde minister levert uiteindelijk op 5 september 2019 een vergunning af die uitvoerbaar was. Dit wil zeggen dat de exploitant de werken had kunnen aanvatten. Minister Demir geeft in “de afspraak” van 2 juni jl. de feiten echter foutief weer door te stellen dat de vergunning was geweigerd. Het tegendeel was waar. De vergunning was afgeleverd en uitvoerbaar.
Echter werd er door Natuurpunt Limburg (NP) en de Limburgse milieukoepel (LMK) beroep aangetekend tegen deze beslissing bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVB). Natuurpunt en de Limburgse Milieukoepel konden zich blijkbaar niet vinden in de nota VR2016 3011 en hebben in navolging van het Nederlandse stikstofarrest dit dossier gebruikt om het “PAS-kader” te laten vernietigen. Samengevat stellen NP en LMK dat de toepassing van een drempelwaarde van 5% in de nota VR2016 3011 niet correct is gebeurd. Deze drempelwaarde zou niet gebaseerd zijn op enige wetenschappelijke onderbouwing waardoor er voor ieder dossier een passende beoordeling dient te gebeuren.
Doordat de RvVB de vergunningsbeslissing heeft vernietigd dient de huidige minister van omgeving de omgevingsvergunningsaanvraag, zoals ze werd ingediend op 6 december 2018, opnieuw te beoordelen. Uiteraard dient de minister hierbij rekening te houden met de uitspraak van het arrest. Het is niet zoals minister Demir in ‘De Afspraak’ stelt dat de exploitant zijn dossier opnieuw zonder enige wijziging heeft ingediend. Hier lijkt het erop als zou de aanvrager volharden in de boosheid en geen rekening wensen te houden met het arrest van de Raad. Het is echter de minister die het oorspronkelijk ingediende dossier opnieuw moet beoordelen.
Op 1 juni werd het dossier opnieuw op de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie behandeld. De exploitant had kunnen proberen om alsnog een passende beoordeling op te maken dewelke waarschijnlijk door ANB negatief zou worden geadviseerd. Bovendien werd het richtsnoer pas beschikbaar op 12 mei en zodanig streng dat nagenoeg geen enkel landbouwbedrijf aan deze voorwaarden kan voldoen. Het richtsnoer spreekt met name over een toelaatbare bijdrage van 0,1% aan een KDW van 20 kg of een reële bijdrage van 20 gram per ha per jaar aan de stikstofneerslag in het Bellevuebos.
Dit dossier is echter gevat door een MER-procedure waarbij de passende beoordeling een onderdeel zal moeten uitmaken van een aangepast MER en waarbij het MER-rapport opnieuw zal moeten goedgekeurd worden door de bevoegde overheid. Ondertussen zijn ook de ‘geuremissiecijfers’ voor slachtkuikens tot 2 maal toe gewijzigd en dit gedurende de looptijd van de procedure waardoor de gebruikte modelberekeningen compleet achterhaald zijn. Waar men initieel zijn berekeningen kon maken met een geuremissiecijfer van 0,24 Europese geureenheden per kip werd in de loop van de procedure het cijfer opgetrokken tot 0,33 geureenheden. Ten tijde van de vorige beslissing door de minister werd aan het geursignificantiekader ook met een emissiecijfer van 0,33 geureenheden voldaan. Ondertussen werd het geurcijfer (in 2020) voor een tweede maal opgetrokken tot 0,59 geurenheden per kip. Het MER-rapport zou op een dusdanige manier moeten worden herwerkt, voorgelegd aan de bevoegde overheid ter goedkeuring, wat onmogelijk zou zijn binnen een bestuurlijke lus en wellicht zou leiden tot verdere procedures voor de Raad. De exploitant heeft dan de eer aan zichzelf gehouden en het dossier zelf ingetrokken.
Tekst: Pluimvee – Bron: BE & Partners – Foto: Shutterstock