De introductie van vogelgriepvirussen op pluimveebedrijven is in de maanden november tot en met februari vier keer hoger in Nederland dan in de zomermaanden. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen Bioveterinary Research.
Onderzoek
Gedurende twee jaar werden eieren verzameld van 261 uitloopbedrijven. In het monitoring programma worden elke drie maanden bloedmonsters van pluimvee getest op de aanwezigheid van antistoffen tegen vogelgriep. Wanneer antistoffen werden aangetoond, dan werden de eieren - verzameld in de periode voorafgaande aan de antistofdetectie - getest om zo het moment van introductie van het virus nader te bepalen. Met gebruik van wiskundige en statistische modellen werd vervolgens het tijdstip van introductie van het virus en de periode van het jaar met hogere risico van introducties berekend.
Conclusie
Deze studie heeft laten zien dat de meeste introducties van laag pathogene vogelgriepvirussen plaatsvinden in de maanden november tot en met februari. Eenzelfde risicoperiode werd gezien voor introductie van hoog pathogene vogelgriepvirussen. Het risico op introductie van vogelgriepvirussen op pluimveebedrijven in deze periode was vier keer hoger dan in de zomermaanden. Dit is voornamelijk te wijten aan de grote aantallen trekvogels die overwinteren in Nederland, wat in België minder is. De factor zal voor België zodoende lager uitvallen, al is de periode van verhoogd risico die uit dit onderzoek naar voor komt van belang om zeker in deze periode extra inspanningen te leveren om introductie van het virus te voorkomen.
Tekst: Pluimvee - Bron: Pluimveeweb – Foto: Shutterstock