Actualiteit

Stikstofdecreet heeft stevige impact bij overdracht van NER

Stikstofdecreet heeft stevige impact bij overdracht van NER

Door het stikstofdecreet wordt het aantal volledige overdrachten van nutriëntenemissierechten (NER) sterk gereduceerd. Op veel meer overdrachten, bijvoorbeeld tussen familieleden in tweede lijn, geldt een afroming van 25 procent. Ook voor vennootschappen zijn er verregaande gevolgen wanneer zij verschuivingen doorvoeren op vlak van bestuurders of aandeelhouders. Dat zegt adviesbureau DLV via VILT.

 

Overnames in familieverband

 

De reductie van nutriëntenemissierechten bij de overdracht van een veebedrijf is niet nieuw. Ook voor het stikstofdecreet van kracht werd, werd in verschillende gevallen een reductiepercentage van 25 procent toegepast op NER-D bij de overdracht van een bedrijf. Volgens het stikstofdecreet zijn de uitzonderingen op die regel echter veel beperkter geworden.

 

Zo werden in het verleden overnames in familieverband, of het nu gaat tussen echtgenoot en echtgenote, tussen bloed- en aanverwanten in eerste lijn (bvb. zoon, kleindochter, vader, grootmoeder) en tussen overnames in tweede graad gespaard van die reductiemaatregel. Nu geldt dit niet langer voor overnames in tweede lijn. “Dus wanneer een veehouder zijn bedrijf overlaat aan een broer, zus, schoonbroer, schoonzus, schoondochter of schoonzoon dan wordt het reductiepercentage voortaan wel toegepast”, stelt Isabelle Vermander van DLV.

 

Ook overnames waarbij gekozen wordt om 25 procent van de mest te verwerken, zijn niet langer mogelijk. Hetzelfde geldt voor startende landbouwers. Wanneer een overlater zijn bedrijf overlaat aan een kandidaat-landbouwer die nog geen eigen landbouwbedrijf heeft en die jonger is dan 40 jaar, de zogenaamde eerste installatie, werd er vroeger geen 25 procent van NER-D geannuleerd. Dat is sinds het in voege gaan van het stikstofdecreet wel het geval.

 

Dat er meer dan in het verleden strikter wordt omgegaan met nutriëntenemissierechten in het kader van bedrijfsovernames, heeft ook een belangrijke implicatie voor het onderscheid tussen vrije en vaste NER-D. Het is zo dat alle NER-D die worden overgelaten en waar een afroming op geldt, geen vrije invulling meer hebben maar een vaste invulling krijgen. Dat geldt zowel voor overnames in tweede lijn zoals tussen broers of zussen of tussen ouders en schoonkinderen, maar ook voor nieuwe starters.

 

“Vroeger konden starters kiezen voor de goedkoopste NER-D in de markt, los van de diercategorie. Zo was het bijvoorbeeld mogelijk om vrije varkensrechten aan te kopen en die te gebruiken voor het houden van runderen”, vertelt Jan Peeters van DLV. “Vandaag kan dat niet meer. Dat is contradictorisch: Europese overheden maken massaal geld vrij om jonge boeren te steunen, maar hier zien we dat de Vlaamse regering onnodig de prijs opdrijft voor jonge starters om productierechten te verwerven.”

 

Overnames van natuurlijke personen naar vennootschappen

De principes die gelden voor overname in familieverband zijn ook door te trekken naar overnames tussen natuurlijke personen en vennootschappen. “Wanneer een eenmanszaak zijn rechten overdraagt naar een vennootschap waarbij de landbouwer zelf bestuurder en aandeelhouder is, geldt er geen reductie. Ook niet als de bestuurder en aandeelhouder een verwant is in de eerste lijn”, verduidelijkt Peeters.

Hij wijst erop dat verwantschap daarbij telkens bekeken wordt op twee niveaus: het dagelijks bestuur en de aandeelhouders. Draagt diezelfde landbouwer zijn rechten over naar een vennootschap waarbij hij zelf bestuurder is en zijn schoonzoon (verwant in de tweede lijn) 50 procent van de aandelen heeft of medebestuurder wordt, dan worden de NER 25 procent gereduceerd. Bedraagt de overdracht van de aandelen of deelname in het bestuur 20 procent of minder, dan kan er vrij geschoven worden zonder reductie. De landbouwer moet dus telkens 80 procent van de aandelen in handen houden om reductieloos te kunnen overlaten.

Bovendien is zo’n reductie niet eenmalig. Dus stel dat de landbouwer in ons voorbeeld eerst zijn schoonzoon medevennoot maakt met een aandeel van 50 procent, dan worden de nutriëntenemissierechten met 25 procent afgeroomd. Gaat die landbouwer twee jaar later op pensioen en wordt de schoonzoon zaakvoerder, dan geldt een nieuwe reductie van 25 procent.

Overnames van bestaande vennootschappen      

In het verleden is er nooit een reductie geweest als er in bestaande vennootschappen wijzigingen plaatsvinden op vlak van bestuurders of aandeelhouders. Dat verandert nu. Zo moet elke wijziging op vlak van bestuurders of aandeelhouders van vennootschappen gemeld worden aan de Mestbank binnen de 90 dagen. Als er geen verwantschap in de eerste lijn kan worden aangetoond of het gaat niet om een overname tussen echtgenoten, dan wordt dit beschouwd als een externe overname van NER-D en worden ze gereduceerd met 25 procent. Bovendien worden vrije NER-D op dat moment opnieuw vast en kunnen ze enkel gebruikt worden voor de huidige diercategorie.

 

“Dat is zeer ingrijpend”, meent Peeters. “Zeker voor bedrijven die werken met een holdingstructuur, zoals bij grote veebedrijven wel vaker het geval is, geldt gegarandeerd een reductie van 25 procent omdat de ene vennootschap nooit een verwantschap kan aantonen met een andere vennootschap. Dat zijn rechtspersoonlijkheden.” DLV concludeert dat de nieuwe regels het zeer moeilijk maken om een gezonde juridische structuur op te zetten om de generatiewissel bij landbouwbedrijven te faciliteren, en verlies aan kostbare NER-D te vermijden.

Tekst en bron: VILT – Foto: Shutterstock

Te vinden in: Leghennen , Alle categorieën , Braadkippen , Wetgeving , Milieu , Moederdieren - Broeierij