Om te voorkomen dat het H3-virus zich onder de radar bij braad- en kalkoenbedrijven zou schuil houden en zodoende zich zou herintroduceren bij leg- en vermeerderingspluimvee heeft de sector geijverd voor een algemene screening op braadkippen- en kalkoenbedrijven. Halverwege de screeningsperiode blijft voorlopig alles negatief.
Herintroductie van het H3-virus voorkomen
Recent onderzoek toonde aan dat de verspreiding van AI-virussen via luchttransmissie, naast deze via contacten, vermoedelijk een belangrijkere rol heeft gespeeld dan hetgeen eerst werd aangenomen. Aangezien het virus zich hoofdzakelijk manifesteert bij leg- en vermeerderingspluimvee bestond de zorg van de sector erin dat het virus zich op braadkippen- en kalkoenbedrijven onder de radar zou schuil houden. Om toch enige vorm van zekerheid te bieden heeft de sector kunnen bekomen dat er een algemene screening zou worden uitgevoerd op braadkippen- en kalkoenenbedrijven in de getroffen regio met als doel het H3-virus op deze bedrijven op te sporen, indien het er aanwezig zou zijn, en zo de kans op een herintroductie van het virus in de leg- en vermeerderingssector bij herbevolken te voorkomen. Het betreft een éénmalige screening, uitgevoerd op hok-niveau en loopt van 29 juli tot en met 30 september.
Screeningsresultaten negatief
Halverwege de screenigsperiode kwamen er ondertussen al 44 % van de braadkippen- en kalkoenbedrijven in aanmerking voor het uitvoeren van de screening, alle resultaten zijn voorlopig negatief. “Het is heel zeker een goeie zaak dat het virus voorlopig niet gevonden wordt, al mag het geen verkeerd gevoel van veiligheid creëren. Screenen van slechts een beperkt aantal dieren van dergelijke jonge leeftijd is niet volledig sluitend, doch essentieel dat het wordt uitgevoerd. Waakzaamheid blijf geboden”, aldus Martijn Chombaere, beleidsmedewerker bij de Landsbond Pluimvee.
Enkel braadkippen- en kalkoenbedrijven?
Het is niet omdat in de algemene screening enkel braadkippen- en kalkoenbedrijven worden meegenomen, dat de andere pluimveebedrijven niet gescreend worden. Deze andere bedrijven vallen onder de verplichte screening van het FAVV. Zo gelden er voor pluimvee en broedeieren volgende regels:
Pluimvee:
Om pluimvee, uitgezonderd eendagskuikens en slachtpluimvee, te vervoeren naar een bedrijf, moet er binnen de 7 dagen voor vertrek in elk afgescheiden compartiment van het bedrijf van oorsprong een monstername uitgevoerd worden. Het lot kan het beslag pas verlaten nadat een virologisch onderzoek aantoont dat het H3-virus niet aanwezig is. Het moet bovendien op het bedrijf van bestemming opnieuw serologisch getest worden. Op het bedrijf van oorsprong worden, per afgescheiden compartiment, bij 9 dieren zowel een cloacale als een tracheale swab genomen alsook een bloedmonster.
Op het bedrijf van bestemming worden in de loop van de 4e week na aankomst 10 serumstalen genomen, enkel bij het aangevoerde lot. Op het analyseaanvraagformulier moet duidelijk het beslagnummer van het beslag van oorsprong van het betreffende lot worden vermeld.
Broedeieren:
De afvoer van broedeieren van een vermeerderbedrijf, naar een andere bestemming dan een brekerij, is enkel toegelaten indien de moederdieren op regelmatige basis worden bemonsterd en de analyseresultaten aantonen dat er geen antistoffen voor het H3-virus aanwezig zijn. De monstername bestaat uit een driewekelijkse afname van 10 bloedmonsters per afgescheiden compartiment. Van zodra de aanwezigheid van het H3-virus is aangetoond op een bedrijf, mogen geen broedeieren van dit bedrijf nog in de broeierij ingelegd worden en moeten alle sinds de vorige conforme analyses ingelegde eieren uit de broedkasten verwijderd worden.