Reinigingswater van pluimveestallen wordt tot op heden nog steeds gecategoriseerd als dierlijke mest en wordt aanzien als een type 2-meststof waarvoor een laag N-attest niet mogelijk is. Door de regelgeving, gekoppeld aan type 2-meststoffen, geldt er een uitrijverbod in welbepaalde periodes* waardoor de duur door toedoen van het nieuwe MAP 6 verlengd zijn. Door het gelden van deze restricties zou de maximale overbrugbare periode voor pluimveehouders kunnen oplopen tot 6,5 maanden. Een opslagcapaciteit om een dergelijke periode te kunnen overbruggen is onrealistisch, zeker voor braadkippenhouders of opfokkers, en is naar sanitaire redenen toe niet wenselijk.
Aangezien het hier betreft om reinigingswater met een bewezen lage N-inhoud (< 0,6 kg N/ton) waarvan de N überhaupt traagwerkend is en de totale inhoud haast te verwaarlozen is, heeft de Landsbond Pluimvee het dossier opnieuw aangekaart bij de Mestbank zodat reinigingswater anders gedefinieerd kan worden. Samen met het ABS en de Boerenbond zijn de gesprekken hiervoor lopende en wordt er getracht op korte tijd de nodige en logische versoepelingen te bekomen.
- 15/08 op grasland*
- vanaf 1/08 na de oogst nitraatgevoelige teelt*,
- vanaf 31/08 na de oogst van een niet-nitraatgevoelige teelt*.
- Met extra uitzonderingen op de zware klei
Tekst: Eigen verslaggeving