Op 4 augustus is de herziene EU-richtlijn industriële emissies in werking getreden. Hiermee worden de emissiegrenswaarden voor de veehouderij aanzienlijk verhoogd. Voor vleeskuikenbedrijven en andere pluimveebedrijven geldt een grens van 280 Veestapeleenheden (VSE), voor leghennen is die 300 VSE. Elk vleeskuikenbedrijf met meer dan 40.000 vleeskuikens en elk leghennenbedrijf met meer dan 21.428 leghennen valt onder deze richtlijn.
De herziene richtlijn industriële emissie (RIE of IED - Industrial Emission Directive) stelt voor de vleeskuikenhouderij een drempel van 280 Veestapeleenheden (geen Grootvee-eenheden) en leghennenhouderijen 300 VSE. Uitzonderingen zijn er voor extensieve landbouwmethoden of biologische landbouw. Er is 380 GVE bestemd voor gemengde bedrijven met varkens- en pluimveehouderij. Verder is het vooralsnog onduidelijk welke normen er precies zijn voor opfokdieren en broederijen.
Best Beschikbare Technieken
Voor bedrijven met meer dan 40.000 vleeskuikens of 21.428 leghennen geldt dat ze in 2030 moeten voldoen aan de emissiegrenswaarden. Voor de eendenhouderij gaat het om 28.000 eenden, voor kalkoenbedrijven 9.333 kalkoenen. Wat die grenswaarden exact zijn, is nog onduidelijk. De richtlijn schrijft over de 'best beschikbare technieken' (BBT) die varkenshouders moeten gebruiken om de maximale emissiereductie te realiseren. Ook dit is behoorlijk vaag, want wat zijn de BBT’s? Hierover doet Brussel geen uitspraken. De lidstaten mogen zelf de richtlijn op nationaal niveau invullen. Ze hebben twee jaar de tijd om hun nationale wetgeving aan de richtlijn aan te passen. Vanaf 2030 moeten de nieuwe emissienormen geleidelijk worden ingevoerd in de veehouderij.
Evaluatie
De Brusselse autoriteit verwacht dat de wet de uitstoot van verontreinigende stoffen zoals fijnstof, zwaveldioxide en stikstofoxide tegen 2050 met 40 procent vermindert. De Commissie onderzoekt voor 31 december 2026 of het nodig is om de emissies van de veehouderij, inclusief rundvee, verder te reguleren en een wederkerigheidsclausule in te voeren om ervoor te zorgen dat producenten buiten de EU aan soortgelijke eisen voldoen als de EU-regels als ze naar de EU exporteren. In 2028 (daarna elke vijf jaar) beoordeelt en evalueert de Commissie de uitvoering van de richtlijn, rekening houdend met toekomstige technologieën.
Tekst: Pluimvee/Pluimveeweb – Bron: Pluimveeweb – Foto: Shutterstock